17. Privaatrecht – Boek 6 van het BW (5)
Boek 6 van het BW: Overeenkomsten in het algemeen (titel 5)
***
In dit hoofdstuk bespreken we titel 5 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’).
Titel 5: Overeenkomsten in het algemeen
Ook titel 5 van Boek 6 is omvangrijk. We kunnen er slechts enkele onderwerpen uit lichten. We nemen degene die ons het interessantst lijken voor de praktijk.
1. Overeenkomst
Titel 5 opent met art. 6:213, lid 1: “Een overeenkomst in de zin van deze titel is een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan.”
Het begrip rechtshandeling hebben we al besproken bij de hoofdstukken over Boek 3 van het BW. In het algemene hoofdstuk over verbintenissenrecht bespraken we ook al dat onder de ‘overeenkomsten in het algemeen’ zowel de wederkerige als de eenzijdige (niet-wederkerige) overeenkomsten worden verstaan. Afdeling 5 van titel 5 kent bepalingen die specifiek betrekking hebben op de wederkerige overeenkomsten (zie hieronder).
2. Totstandkoming van de overeenkomst
Art. 6:217, lid 1 bepaalt: “Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan.”
Aanbod en aanvaarding zijn eenzijdige rechtshandelingen. De overeenkomst is zoals opgemerkt een meerzijdige rechtshandeling.
Titel 5 kent na art. 6:217 bepalingen over herroepen van een aanbod, vervallen, te late aanvaarding etc..
3. Dwaling
Een bekend begrip in het overeenkomstenrecht is de dwaling.
Art. 6:228, lid 1 bepaalt:
“Een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is vernietigbaar:
a) indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;
b) indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten;
c) indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.”
In de bepaling sub b) staat de zogenaamde ‘inlichtingenplicht’.
Bepaling sub c) bevat de regeling inzake de ‘wederzijdse dwaling’.
De vernietigbaarheid van rechtshandelingen hebben we besproken bij de hoofdstukken over Boek 3. Daaruit bleek dat vernietiging terugwerkende kracht heeft. Een vernietigde overeenkomst wordt geacht nooit te hebben bestaan. Op vernietiging moet wel een beroep worden gedaan.
4. Algemene voorwaarden
Afdeling 3 van titel 5 gaat over het gebruik van algemene voorwaarden.
Algemene voorwaarden zijn snel op een overeenkomst van toepassing. Art. 6:232 zegt het zo: “Een wederpartij is ook dan aan de algemene voorwaarden gebonden als bij het sluiten van de overeenkomst de gebruiker begreep of moest begrijpen dat zij de inhoud daarvan niet kende.”
Tegenover deze gemakkelijke toepasbaarheid, staat de regeling inzake de mogelijkheid tot vernietiging van bedingen in de algemene voorwaarden. Art 6:233 kent twee vernietigingsgronden voor bedingen in algemene voorwaarden:
- het beding is onredelijk bezwarend
- de gebruiker heeft aan de wederpartij niet een redelijke mogelijkheid geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen (deze grond wordt uitgewerkt in art. 6:234).
Art. 6:235 bepaalt o.a. dat de vernietigingsgronden door bepaalde (grote) ondernemingen niet kunnen worden ingeroepen.
Artt. 6:236 en 237 bevatten de bekende ‘zwarte lijst’ en ‘grijze lijst’. Deze lijsten omschrijven bedingen in algemene voorwaarden die onredelijk bezwarend zijn (zwarte lijst) en die worden vermoed dat te zijn (grijze lijst). Beide lijsten zijn enkel van toepassing wanneer de algemene voorwaarden tegenover consumenten worden gebruikt (d.w.z. ‘natuurlijke personen, die niet handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf’).
5. Rechtsgevolgen van overeenkomsten
Afdeling 4 van titel 5 kent enkele bekendere figuren waarvan we hieronder enkel de wettelijke omschrijving geven:
De kwalitatieve verbintenis: “Bij een overeenkomst kan worden bedongen dat de verplichting van een der partijen om iets te dulden of niet te doen ten aanzien van een haar toebehorend registergoed, zal overgaan op degenen die het goed onder bijzondere titel zullen verkrijgen, en dat mede gebonden zullen zijn degenen die van de rechthebbende een recht tot gebruik van het goed zullen verkrijgen.” (art. 6:252, lid 1)
Het derdenbeding: “Een overeenkomst schept voor een derde het recht een prestatie van een der partijen te vorderen of op andere wijze jegens een van hen een beroep op de overeenkomst te doen, indien de overeenkomst een beding van die strekking inhoudt en de derde dit beding aanvaardt.” (art. 6:253, lid 1)
Onvoorziene omstandigheden: “De rechter kan op vordering van een der partijen de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Aan de wijziging of ontbinding kan terugwerkende kracht worden verleend.” (art. 6:258, lid 1)
6. Wederkerige overeenkomsten
Afdeling 5 van titel 5 kent bepalingen over wederkerige overeenkomsten.
De wederkerige overeenkomst: de wederkerige overeenkomst wordt omschreven in art. 6:261, lid 1: “Een overeenkomst is wederkerig, indien elk van beide partijen een verbintenis op zich neemt ter verkrijging van de prestatie waartoe de wederpartij zich daartegenover jegens haar verbindt.”
Het gaat om overeenkomsten van de soort waaraan de meeste mensen denken bij het woord ‘overeenkomst’: koopovereenkomst, huurovereenkomst, aannemingsovereenkomst, arbeidsovereenkomst, etc.. Het zijn alle overeenkomsten waarbij beide partijen iets te presteren hebben, en dus iets te vorderen hebben. Bij koop gaat het bijvoorbeeld om de prestaties ‘leveren van een goed’ enerzijds, tegenover ‘betalen van een geldsom’ anderzijds.
De ‘enac’: Art. 6:262, lid 1 kent een logische bepaling, gezien de verplichtingen die partijen bij een wederkerige overeenkomst hebben: “Komt een der partijen haar verbintenis niet na, dan is de wederpartij bevoegd de nakoming van haar daartegenover staande verplichtingen op te schorten.” Dit opschortingsrecht wordt de ‘enac’ genoemd (de ‘exceptio non adimpleti contractus’: ‘enac’).
De onzekerheidsexceptie: Art. 6:263, lid 1: “De partij die verplicht is het eerst te presteren, is niettemin bevoegd de nakoming van haar verbintenis op te schorten, indien na het sluiten van de overeenkomst te harer kennis gekomen omstandigheden haar goede grond geven te vrezen dat de wederpartij haar daartegenover staande verplichtingen niet zal nakomen.”
Ontbinding: Art. 6:265 geeft de regeling voor de ontbinding van de overeenkomst:
Lid 1: “Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.”
Lid 2: “Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas, wanneer de schuldenaar in verzuim is.”
De verzuimregeling hebben we in een vorig hoofdstuk besproken bij de toerekenbare tekortkoming (art. 6:81).
Art. 6:267 bepaalt op welke wijze de overeenkomst kan worden ontbonden:
- middels een schriftelijke verklaring
- op vordering door de rechter
In tegenstelling tot de vernietiging, heeft de ontbinding geen terugwerkende kracht (art. 6:269).
Afdeling 5 regelt in de hierop volgende artikelen de gevolgen van de ontbinding.
Ga naar:
vorige hoofdstuk
inhoudsopgave