BESTUURSRECHT – De motivering van uitspraken

motiveringRechters zijn verplicht om hun uitspraken te motiveren. Dat heeft een aantal redenen, waaronder het rechtsgevoel van de partijen bij de rechtszaak. Iemand die in een procedure in het ongelijk wordt gesteld, zal zijn verlies gemakkelijker accepteren wanneer hem wordt verteld waarom hij in het ongelijk is gesteld. En dat heeft op zijn beurt weer te maken met respect. Rechters die niet motiveren zijn als ouders die tegen hun kind zeggen :  “Het is gewoon zo, en nu je mond houden!” Vraag is daarom waarom het bij sommige instanties zo schort aan die motivering…

De verplichting om te motiveren

De verplichting om te motiveren staat op een aantal plekken in de wet. Zo staat in artikel 121 van de Grondwet:

“Met uitzondering van de gevallen bij de wet bepaald vinden de terechtzittingen in het openbaar plaats en houden de vonnissen de gronden in waarop zij rusten. De uitspraak geschiedt in het openbaar.”

In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt artikel 30:

“Vonnissen, arresten en beschikkingen houden de gronden in waarop zij rusten, tenzij uit de wet anders voortvloeit.”

En de Algemene wet bestuursrecht bepaalt in artikel 8:77, lid 1 aanhef en onder b:

“De schriftelijke uitspraak vermeldt (…) de gronden van de beslissing”.

Wat betekent dat?

Maar waar verplicht dat toe, dat ‘vermeldt de gronden’? Wel, daar kun je heel veel in lezen. Van een korte motivering tot een ellenlange. En zo kom je uitspraken dan ook tegen in de praktijk. In sommige gevallen maken rechters weinig woorden vuil aan een zaak. In andere gevallen zien we zeer uitvoerige vonnissen.

Rode draad is dat een uitspraak consequent (logisch) moet zijn, begrijpelijk en rechtmatig. Verder zijn rechters veelal vrij in de concrete invulling van de motiveringsplicht.

Die vrijheid leidt er echter nogal eens toe dat niet wordt beantwoord aan een belangrijke bestaansreden van de motiveringsplicht : het rechtsgevoel van de partijen. Het betekent in de praktijk namelijk nogal eens dat argumenten en stellingen van partijen worden genegeerd. Of dat deze misvormd worden weergegeven om in het stramien van de uitspraak te passen.

De uitspraak als op zichzelf staand document

De oorzaak daarvan ligt in het feit dat de uitspraak geen mediërend document is, dat dienst doet tussen de wederzijdse procesdocumenten van partijen, maar een eindproduct. De uitspraak verheft zich daarmee uit het geschil en profileert zich als een autoritaire ‘punt’ na het voorafgaande debat. Gevolg daarvan is dat het de ambitie heeft om inherent kloppend te zijn. En gevolg daarvan is weer dat het document bestaat uit doelredeneringen. Oftewel : eerst is er het dictum en pas in tweede instantie de motivering.

Daarmee onderscheidt de vonnissende rechter zich volstrekt van de mediator of conflictcounselor. Deze laatsten worden juist opgeleid in de mediërende opstelling. En die bestaat voornamelijk uit gesprekstechnieken als parafraseren, herhalen, bevragen en het pogen te achterhalen wat betrokkenen nu eigenlijk daadwerkelijk bedoelen. Waarna een nog belangrijker onderscheid tot de rechter bestaat, namelijk het feit dat de mediator geen autoritaire ‘punt’ achter het debat plaatst. Er volgt geen uitspraak, maar hoogstens een samenvatting. En de mediator heeft geen enkel eigen belang om in het kader van die samenvatting aan doelredeneringen te doen.

De rechter als derde-advocaat

Bij nadere beschouwing zou je de rechter als advocaat kunnen zien. Hij treedt niet op voor of namens een van de partijen bij het geschil, maar hij is wel degelijk partij bij zijn eigen uitspraak. Zoals de partijen hun stellingen verdedigen en beargumenteren, zo doet de rechter dat met betrekking tot zijn uitspraak. De rechter wil graag dat die uitspraak overtuigt. En dat die stand houdt in beroep. Dat kan worden gezien als een eigen belang.

Het gevolg daarvan is dat er weinig plaats is voor nuance. Al het aan de rechter voorgelegde handelen wordt door hem genormeerd. En uiteindelijk treft ieder van die handelingen het oordeel ‘goed’ of ‘fout’. Ware dat anders, dan zou de rechter zondigen tegen het gebod om consequent en begrijpelijk te zijn.

Die plicht tot consequentheid brengt evenwel vaak met zich mee dat de rechter zich bezondigt aan wat advocaten ook doen : onwelkome stellingen van andere partijen negeren als ze hem niet goed uitkomen, of die stellingen verdraaien zodat ze alsnog in het verkozen verhaal passen.

Dat alles gaat ten koste van het rechtsgevoel van partijen.

Kan het anders?

Ja, het kan anders. Groot probleem is echter dat ‘anders’ heel veel meer werk betekent. Hetgeen meer geld betekent. En dat is er niet. Althans, het is er wel, maar we geven het niet aan de rechtspraak.

Maar het rechtsgevoel van partijen zou in ieder geval gediend zijn bij een goede en volledige weergave van de standpunten van partijen. Plus dat de rechter in zijn uitspraken blijk zou mogen geven van zijn twijfel, van zijn wikken en wegen en van zijn samengetrokken wenkbrauwen.

In het bestuursrecht is het veelal ‘gegrond’ of ‘ongegrond’. Maar de rechter zou wellicht kunnen aangeven of de zaak werd beslist in blessuretijd, met penalties of dat er sprake was van een verloren zaak.

Vragen en advies

Hebt u vragen over het bestuursrecht? Neem dan contact met ons op:

Contact

Wij overleggen graag met u, praten graag over de ins and outs van uw situatie en geven u graag advies. Voor een kennismaking of eerste gesprek brengen wij geen kosten in rekening.