12. Omgevingsrecht – Wet ruimtelijke ordening (1)
Inleiding en hoofdstukken 1 en 2 van de Wet ruimtelijke ordening (definities en structuurvisies)
***
De Wet ruimtelijke ordening
De Wet ruimtelijke ordening (‘Wro’) is een van de bekendste omgevingsrechtelijke wetten. Ze gaat o.a. over het ruimtelijk beleid en de ruimtelijke regelgeving van de diverse overheden (zoals bestemmingsplannen). De Wro dateert van 2008, en is de opvolger van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (‘WRO’).
Over de Wro valt heel veel te zeggen en te schrijven. En dat laatste gebeurt dan ook volop door juristen. Wij beperken ons hier echter tot enkele hoofdlijnen en onderwerpen. We beginnen met een overzicht.
Overzicht
De Wro bestaat uit de volgende hoofdstukken:
1. Algemene bepalingen
2. Structuurvisies
3. Bestemmings- en inpassingsplannen
3A. Beheersverordening
4. Algemene regels en specifieke aanwijzingen
5. (bevat nog geen geldende regelgeving: ‘gereserveerd’)
6. Financiële bepalingen
7. Handhaving en toezicht op de uitvoering
8. Bezwaar en beroep
9. Planologische organen
10. Slotbepalingen
Amvb’s en ministeriële regelingen
Op de Wro zijn amvb’s en ministeriële regelingen gebaseerd. Het gaat onder andere om:
– het Besluit ruimtelijke ordening (‘Bro’)
– het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (‘Barro’),
– de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012,
– de Regeling plankosten exploitatieplan
We bespreken hieronder kort de hoofdstukken van de Wro:
Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen
Dit hoofdstuk definieert enkele begrippen.
Hoofdstuk 2 – Structuurvisies
Volgens de bepalingen in dit hoofdstuk dienen de gemeenteraad, provinciale staten en de minister elk een of meer structuurvisies vast te stellen voor het gehele grondgebied van de gemeente respectievelijk de provincie respectievelijk het land. Deze structuurvisies dienen de hoofdzaken van het door hen te voeren ruimtelijke beleid te bevatten. Het gaat dus om beleidsdocumenten. Structuurvisies bevatten dan ook geen juridisch bindende voorschriften.
Structuurvisie op Rijksniveau
Op Rijksniveau geldt op dit moment (januari 2018) de door de minister vastgestelde structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (‘SVIR’) uit 2012.
De structuurvisie op Rijksniveau is de opvolger van de onder de oude WRO bestaande planologische kernbeslissingen (‘pkb’). Bekende pkb’s waren bijvoorbeeld de diverse nota’s over de ruimtelijke ordening (zoals de bekende Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra, oftewel ‘Vinex‘, en de ‘Nota Ruimte‘).
Bij de SVIR gaat het om ruimtelijke ordening met een nationaal belang. Als projecten van nationaal belang worden bijvoorbeeld genoemd Mainportontwikkeling Rotterdam, de grote rivieren en het Waddengebied. Zoals opgemerkt gaat het hierbij om niet juridisch bindend beleid. Juridisch bindende regels met betrekking tot deze nationale belangen zijn daarom uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (‘Barro’). Het Barro is een amvb die gebaseerd is op de Wro (o.a. art. 4.3 van de Wro: zie verderop ook bij de bespreking van hoofdstuk 4 van de Wro).
‘Juridisch bindend’ wil zeggen dat het Rijk door middel van het Barro regels stelt omtrent de inhoud van gemeentelijke en/of provinciale plannen (o.a. bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen e.d.).
Structuurvisies op provinciaal niveau
Een voorbeeld van een structuurvisie op provinciaal niveau is de Visie ruimte en mobiliteit (‘VRM’) van de provincie Zuid-Holland.
Zoals het Rijk zijn nationale belangen juridisch bindend heeft geregeld in het Barro, zo regelt de provincie deze juridisch bindend in provinciale verordeningen (gebaseerd op art. 4.1 van de Wro). Een voorbeeld van een dergelijke verordening is de Verordening ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland.
‘Juridisch bindend’ wil zeggen dat de provincie door middel van haar verordeningen regels stelt omtrent de inhoud van gemeentelijke (bestemmings)plannen.
Structuurvisies op gemeentelijk niveau
Een voorbeeld van een gemeentelijke structuurvisie is de structuurvisie Hart van Zuid van de gemeente Rotterdam.
Het gemeentelijke niet juridisch bindende beleid wordt uitgewerkt in juridisch bindende bestemmingsplannen.