Veel wetsteksten spreken voor zich. Maar bij die over de milieueffectrapportage vraag ik me vaak af wat er nou eigenlijk staat. In de handboeken worden de diverse procedures op een vrij overzichtelijke manier van elkaar onderscheiden. Maar uit de wetstekst zelf valt niet steeds eenvoudig af te leiden wat wordt bedoeld met begrippen als ‘project-m.e.r.’, ‘besluit-m.e.r.’, ‘m.e.r.-plicht’, ‘m.e.r.-beoordelingsplicht’, ‘vormvrije m.e.r.-beoordeling’ etc., en hoe en waar deze precies zijn geregeld. In deze blog doe ik een poging om het systeem aan de wet te koppelen.
Het was me het weekje wel. Van een oud-collega vernam ik dat een collega van hem door de wederpartij was mishandeld na een zitting bij de rechtbank. En gisteren begreep ik van een bevriende ambtenaar dat hij na indiening van een verweerschrift werd gebeld door de wederpartij die hem in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk maakte dat hij het niet eens was met de inhoud ervan. Geweld en intimidatie horen er tegenwoordig kennelijk bij.
Altijd leuk om het boek ‘Sociale psychologie’ van Vonk e.a. er weer eens bij te pakken. Waarbij voor juristen het hoofdstuk ‘Beslissen en beoordelen’ natuurlijk het interessantst is. Het hoofdstuk gaat vooraf aan het hoofdstuk over beïnvloeding. En dat is natuurlijk niet voor niets. Want als je weet hoe mensen beslissingen nemen, weet je ook hoe je ze daarin kunt beïnvloeden. Ik bespreek in deze blog een paar voorbeelden van ‘beslis-vuistregels’ (‘heuristieken’) en ‘biases’ die ik aan het boek ontleen.
Wie wel eens bezwaar heeft gemaakt tegen een overheidsbeslissing, kan zomaar tot de conclusie zijn gekomen dat de bezwaarprocedure een officiële rechtsgang is. De aanpak bij veel overheden (gemeenten met name) doet namelijk nogal gewichtig aan. Veel gemeenten hebben een onafhankelijke bezwarencommissie bestaande uit deftige leden, die nogal ‘rechtbankachtig’ overkomt. Zo kan het gebeuren dat betrokkenen zich vergissen over de aard van de bezwaarprocedure. Een van de meest gemaakte vergissingen is dat men – en onder ‘men’ kan vaak ook de commissie zelf worden verstaan – meent dat aan niet aangevoerde gronden van bezwaar voorbij kan worden gegaan. Niets is echter minder waar!
Het zal u niet ontgaan zijn: er is veel te doen over stikstof. In de discussie erover moeten we uitgaan van wetenschappelijke feiten. Die worden wat mij betreft prima verwoord in het boek ‘Stikstof’ van Jan Willem Erisman e.a. Daaruit blijkt dat stikstof een soort van schadelijke anabole steroïde is voor de plantengroei. Deze vaststelling laat echter onverlet dat er buiten de wetenschappelijke feiten politieke beslissingsruimte is. In het meest extreme geval zou je immers de stikstofschade eenvoudigweg voor lief kunnen nemen. Dat standpunt zou weliswaar in strijd met de (Europese) regels zijn, maar ook op dat punt hebben landen politieke beslissingsruimte. Zie Brexit, en zie het overtreden van de begrotingsregels door Frankrijk kort na vaststelling van die regels. Maar vrees niet: dat extreme standpunt zal ik hier niet gaan bepleiten. Wel ga ik in op enkele in de media geopperde (juridische) mogelijkheden. Waarvan de meest gehoorde is: schrap gewoon wat van die Natura 2000-gebieden! Maar kan dat eigenlijk wel?
Het zal weinigen zijn ontgaan dat er nogal wat te doen is om stikstof en Natura 2000-gebieden. De regering heeft zich tot doel gesteld om het stikstofprobleem in Nederland rigoureus aan te pakken. Maar steeds vaker gaan er stemmen op die zeggen dat er helemaal geen stikstofprobleem is. Het enige probleem zou de Nederlandse wetgeving zijn. Die wetgeving zou veel verder gaan dan waar de Europese Unie toe dwingt. Met als gevolg dat de bouw onnodig stil is komen te liggen, en boeren onnodig onteigend dreigen te worden. De meningen verschillen enorm, en er is weinig begrip voor de standpunten over en weer. Belangrijkste reden daarvan lijkt te zijn dat voor- en tegenstanders uitgaan van verschillende perspectieven en informatie. Daarom in dit artikel wat nadere informatie over de Europese regelgeving. In een volgend artikel ga ik in op de nationale regelgeving (Wet natuurbescherming c.a.).
In het civiele recht is deze vraag wat lastiger te beantwoorden dan in het bestuursrecht. In het civiele recht gelden allerlei ouderwetse tarieven voor dagvaardingen, deurwaarders, etc.. Die staan weliswaar vast, maar het is zoveel dat het een heel gepuzzel wordt. Maar in het bestuursrecht kun je best een relatief goede begroting maken voor een rechtszaak.
Iedere jurist weet dat er twee soorten recht zijn: formeel en materieel. Het materiële recht is wat iedereen wel kent. Ook de niet-jurist. Het is in wezen het recht dat tot stand is gekomen door de democratische input van de burgers van het land. Het formele recht gaat aan ‘gewone’ mensen totaal voorbij. Maar maakt voor de jurist toch al gauw 50% van zijn dagelijks werk uit. Het luistert naar vragen als: “Voor welke rechter moet ik deze zaak aanbrengen?” De ‘gewone’ burger zal denken: “Nou, gewoon, dé rechter (duh!)” Maar dat is natuurlijk veel te gemakkelijk gedacht!
De regering overweegt om het bezwaar- en beroepsrecht te gaan beperken voor lieden die bouwprojecten willen verhinderen. Het zijn nog maar verkennende voorstellen. Een mogelijkheid is om rechtspraak in twee instanties af te schaffen en te beperken tot één instantie. Ook wordt overwogen om de mogelijkheden voor belangenclubs te beperken. Het zijn juist die laatsten die veel successen boeken in milieukwesties. Het zou de overheid een voordeel zijn als ze worden uitgeschakeld. Maar is dat niet een zwaktebod?
Je kon erop wachten. De nood in de (woning)bouw is hoog. Word je niet door de hond (stikstof) gebeten, dan wel door de kat (vleermuizen). En dus mag je als ontwikkelaar of initiatiefnemer tot een bouwproject blij zijn als je project door de juridische ballotage komt. Maar eenmaal daar aangekomen, zijn er de bezwaarmakers. Sommigen hebben terechte bezwaren, maar steeds meer zie je de goudzoekers: de mensen die weten dat er bij de in nood verkerende ontwikkelaar iets te halen valt. “Ik wil mijn bezwaar best intrekken, maar niet voor niets….”