Van mensen krijg ik regelmatig de vraag “Mag dat nou, dat de gemeente zomaar afwijkt van haar eigen bestemmingsplan?” De vraagstellers vinden het maar raar dat een gemeente met veel tromgeroffel een bestemmingsplan maakt en door een jarenlange procedure heen voert waarbij allemaal belanghebbenden en anderen iets mogen vinden, om dan (kort) erna ineens met een vergunninkje af te wijken van dat plan. “Mag dat zomaar?” Wel, ja, dat mag. Maar er valt wel het een en ander over te zeggen.
De laatste tijd krijg ik steeds vaker vragen over eigendom. Het zijn kritische vragen. De vraagstellers lijken hun eigendomsrecht op de een of andere manier niet te vertrouwen. Bijvoorbeeld woningeigenaars. Ze hebben recentelijk hun eigen eigendomspositie bij het Kadaster opgevraagd, en twijfelen ineens of ze wel echt eigenaar zijn van hun woning. Het Kadaster zou vermelden dat ze ‘slechts’ een ‘recht van eigendom’ hebben, en niet de ‘echte’ eigendom. Waar dit wantrouwen vandaan komt, weet ik niet. Maar feit is dat er veel misverstanden over het fenomeen ‘eigendom’ blijken te bestaan. En dat is op zich ook weer niet zo vreemd. Eigendom is immers een puur juridisch construct, dat is ingebed in een abstract systeem.
Soms komt je zaken tegen waarin alle vooroordelen over de al te formalistische juridische beroepsbeoefening bewaarheid worden. Het geval dat ik in deze blog bespreek, is er zo een. Het is een zaak van ruim twee jaar geleden. Wat het financiële belang van de zaak was, weet ik niet. Het ging over belastingrecht. Maar de discussie ging over het bestuursprocesrecht. Over de formaliteiten. Meer concreet: over de vraag of je bij je beroepschrift een afschrift van het besluit waartegen je in beroep gaat, moet voegen. Ik kwam de uitspraak deze week tegen, en het leek me de moeite waard om er twee jaar na dato nog eens aandacht aan te besteden. Om maar weer eens aan te tonen hoeveel tijd en energie er in het recht verloren kunnen gaan aan formaliteiten.
Over de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘ABRvS’) van 2 november 2022 is al veel gezegd en geschreven. De uitspraak ging over het Porthos-project in de Rotterdamse haven, maar heeft gevolgen voor de gehele bouwsector. Bouwend Nederland spreekt over ‘een drama voor de bouw’. NRC spreekt over vertraging bij veel bouwprojecten. Kortom, wat nu? En, wat is die bouwvrijstelling eigenlijk?
De gemeente Rotterdam en enkele andere belanghebbende organisaties zijn al lange tijd bezig om voor voetbalclub Feyenoord een nieuw stadion te ontwikkelen. Die ontwikkeling zou moeten samengaan met een meer omvattende ontwikkeling, waaronder woningbouw. Met dat doel is door de gemeente een bestemmingsplan in procedure gebracht. Maar gedurende die procedure heeft de voetbalclub de stekker uit de stadionontwikkeling getrokken. Reden: de gestegen bouwkosten. De gemeente heeft nog geprobeerd om bij de Raad van State de rest van het bestemmingsplan overeind te houden, maar zonder succes, zo bleek vandaag. Er is vandaag al veel geschreven over het ‘fiasco’, maar over een aspect ervan heb ik nog weinig vernomen…
Als toegepast psycholoog was ik er al mee bekend. Mensen die vanwege een bepaalde aandoening een medicijn voorgeschreven krijgen, maar dat medicijn niet nemen. Het is een van die volstrekt onlogische dingen waarvan de buitenwereld denkt dat ze niet kunnen bestaan. Maar in de wereld van de psychologie bestaan ze: de zelfondergraving en de zelfvernietiging. Waarom neem je je pillen niet? Op die vraag krijg je geen antwoord. Maar vast staat dit: de pillen worden niet genomen. En degene aan wie ze zijn voorgeschreven gaat ten onder. In het recht kom je het ook tegen.
De nieuwe Omgevingswet beoogt om het systeem van het omgevingsrecht dat op dit moment geldt, eenvoudiger te maken. Want, zo is de gedachte, de huidige wetgeving is nogal verspreid over een onoverzichtelijke wirwar aan speciale wetten. Nou valt er op de nieuwe Omgevingswet veel af te dingen (en hij ligt de laatste tijd nogal onder vuur), maar op dit punt heeft men wel gelijk: de huidige wetgeving is nogal verbrokkeld. Dat blijkt onder andere uit de regeling over de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM). Laten we eens kijken.
Het zal weinigen zijn ontgaan dat Johan Remkes vorige week zijn rapport ‘Wat wel kan’ heeft uitgebracht. En dat hij daarvoor zowel van boeren als van natuurliefhebbers luid applaus heeft gekregen. Hetgeen sommigen nogal verbaasde omdat de boeren er in dat rapport niet veel beter vanaf kwamen dan het geval was voor dat rapport. Jesse Klaver en de Volkskrant veronderstelden daarom dat de boeren het wel niet gelezen zouden hebben, en dat daarvan maar zo snel mogelijk gebruik moest worden gemaakt door het als de wiedeweerga door het parlement te jassen. Hetgeen Remkes zelf nogal ontstemde. Want Klaver c.s. maakten hier in rap tempo kapot wat Remkes met veel moeite had opgebouwd. Remkes’ woede is terecht.
Zo nu en dan willen mensen hun woning opwaarderen met allerhande op- en aanbouwen. Bekend zijn de stedelijke dakterrassen die op 19e eeuwse woonblokken worden gebouwd. En vaak worden ook terrassen en balkons gerealiseerd en/of uitgebreid aan de gevel. De buren staan daar niet altijd bij te applaudisseren. Een veel gehoord bezwaar is dat men vreest voor schending van de privacy. Vanaf het balkon kan men immers vaak op het achtererf van de nabuur kijken. Hoe is dit in de wet geregeld?
Je hoort het steeds vaker: mensen die geconfronteerd worden met trage en onbereikbare instituten. Men belandt in lange rijen, zowel voor wat betreft de afname van een product als voor het aan de lijn krijgen van medewerkers. Als er al iemand aan de lijn komt. Want veel communicatie blijft eenvoudigweg onbeantwoord. Bekendste voorbeeld is natuurlijk Schiphol. Maar ook in de Rechtspraak bestaan grote achterstanden. En bij de overheid in het algemeen. En wat te denken van het private bedrijfsleven. Wel eens een poging gewaagd om een medewerker van een bank aan de lijn te krijgen? Begin er maar niet aan! Wat is er aan de hand?