Een niet-ingewijde zou zomaar kunnen denken dat wij in een strak geregisseerd land leven. Waarbij je aan de top de Rijksoverheid hebt, daaronder een 12-tal gelijkvormige provincies en ten slotte 345 net zo gelijkvormige gemeenten die allemaal binnen het kader van een soort van bestuurlijke piramide functioneren, met het Rijk aan de top en de gemeente onderaan. Niets is minder waar.
Inmiddels word ik bijna dagelijks gebeld door mensen die op een bedrijventerrein wonen. En die vervolgens worden geconfronteerd met de gemeente die een einde wil maken aan die bewoning. De bewoning zou namelijk in strijd met het bestemmingsplan zijn. En dus handhaaft de gemeente dat plan, met oplegging van bestuursdwang en dwangsommen om de bewoning te stoppen. Ten einde raad belt men mij. Want de boel is tegen fikse bedragen gekocht om er te wonen. En nu blijkt dat ineens niet meer te kunnen. Wat nu?
Leuk om een bijdrage te hebben geleverd aan een artikel over het Noordereiland in Rotterdam!
Er zijn verschillende soorten overheidsorganisaties. Super professionele organisaties zoals de Rijksoverheid en een enkele grote stad. Er zijn ‘normale’ organisaties. En er zijn, wat ik maar noem, ‘problematische’ organisaties. Dat onderscheid merk je onder andere aan de manier waarop men met Wob-verzoeken omgaat (ik weet, ik weet, het is tegenwoordig ‘Woo’, maar ‘Wob’ is nu eenmaal een ingeburgerde term. Wat mij betreft mag die ook onder de Woo worden gebruikt).
Veel gemeenten kennen nu al participatiebeleid. En onder de Omgevingswet zal dat enkel meer worden. Vraag is of dat participatiebeleid wel goed doordacht is. Want als gemeente kun je er jezelf zomaar mee in de vingers snijden. Onnodig. Wat zeg je nu eigenlijk als gemeente als je stelt dat je aan ‘participatie’ doet? Wat betekent dat? Geef je daarmee rechten aan burgers, en leg je daarmee verplichtingen op aan bedrijven en ontwikkelaars? En wat voor rechten en verplichtingen zijn dat eigenlijk?
Het is komkommertijd, en dus een goed moment om een kort blogje te schrijven over een relatief obscuur onderwerp: de uitweg. Je komt de uitweg ook onder andere benamingen tegen, zoals ‘inrit’ en ‘uitrit’. Hoewel ‘uitweg’ wel de officiële benaming is. Althans, als we de terminologie van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ‘officieel’ mogen noemen. En hoewel de meeste gemeentelijke APV’s die term ook hanteren, weerhoudt dat veel gemeentes er niet van om het desbetreffende beleid bijvoorbeeld ‘inrittenbeleid’ te noemen. Dus mocht u zich afvragen of uw gemeente beleid over uitwegen kent, vergeet dan niet om zekerheidshalve ook even op ‘inrittenbeleid’ te googlen. Maar goed, in deze blog dus een paar woorden over de uitweg en de uitwegvergunning.
Het milieurecht is een complex onderdeel van het ruimtelijk bestuursrecht (of ‘omgevingsrecht’). Het is ook een groot onderdeel daarvan. Centrale wet in het rechtsgebied is de Wet milieubeheer. En centraal begrip in die wet is de ‘inrichting’. Het op de Wet milieubeheer gebaseerde Activiteitenbesluit kent daar drie soorten van: de inrichting type A, type B en type C. Voor deze typen gelden verschillende regels. Het is dus van belang om deze typen te kunnen onderscheiden. Deze blog gaat daarom wat dieper in op de inrichting.
Dat de overheid bij het nemen van besluiten op aanvraag (zoals vergunningaanvragen) is gebonden aan termijnen, bleek al uit een vorige blog. Maar wat kun je eigenlijk doen als de overheid die termijnen niet naleeft? Iedereen zal wel eens hebben gehoord van de ‘Wet dwangsom’. Op grond daarvan is de overheid in geval van nalatigheid in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden een dwangsom verschuldigd aan de aanvrager. Maar dat biedt niet altijd een uitkomst. Zo is de dwangsom relatief laag. En meestal is het de aanvrager niet zozeer te doen om geld (de dwangsom) maar juist om een daadwerkelijk besluit.
De laatste tijd is er veel te doen om participatie. Dat heeft vooral te maken met het feit dat ‘participatie’ een bekende term is geworden buiten de juristerij. De burger heeft de term omarmd, en steekt overal waar (bouw)ontwikkelingen worden geïnitieerd zijn vinger omhoog om te vragen hoe het zit met de ‘participatie’. Natuurlijk is participatie als zodanig helemaal niet afdwingbaar (en zal het onder de nieuwe Omgevingswet ook niet worden) maar desondanks heeft de burger op dit moment een behoorlijk indirect dreigmiddel om participatie toch af te dwingen. Namelijk in de zin van: als u ons niet serieus laat participeren, dan doen wij een beroep op stikstof!
Uit het AD van 27 april jl.: “Edwin wint rechtszaak over metershoge stalen loods pal tegen zijn achtertuin: ‘En nu afbreken die muur’” Typisch zo’n artikel in de media waarvan je als specialist denkt “weten jullie dat nou wel zeker, media?” Maar ook los daarvan is de kwestie die in het artikel wordt beschreven interessant. Zeker omdat het een waarschuwing bevat aan kopers van huizen: verdiep je in het geldende bestemmingsplan! In deze blog wordt op de zaak ingegaan vanuit een juridisch-planologisch perspectief.