We hebben er al eens eerder over geschreven: het bekend maken van besluiten, de publicatie ervan en de gevolgen voor de bezwaartermijn. Het blijkt steeds weer mis te gaan. Mensen lezen in de krant dat een besluit is verleend en gaan ervan uit dat ze vervolgens 6 weken de tijd hebben om bezwaar te maken. Hetgeen dus niet het geval is. Maar het is ook niet eenvoudig…
Wie hebben er toegang tot de bestuursrechtelijke procedure (zienswijze, bezwaar en beroep)? En als je dan eenmaal toegang hebt, wat kun je dan allemaal aanvoeren? Hoe zit dat met het belanghebbendebegrip en het relativiteitsvereiste? Met betrekking tot die vragen bestaat er een groot aantal rechterlijke uitspraken. En de wet is de afgelopen tijd ook nogal in beweging geweest op dit punt. We zetten het in een paar eenvoudige punten uiteen voor de niet-jurist.
Het Nederlands Juristenblad publiceerde onlangs artikelen van Alex Brenninkmeijer en van Bart Jan van Ettekoven. De eerste sprak zijn zorgen uit over de feiten die tot de Toeslagenaffaire hebben geleid. De tweede verdedigde het handelen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (waarvan hij voorzitter is). We gaan in op enkele onderdelen van de beide artikelen.
Advocaten en juristen zijn duur. Enerzijds vanwege hun uurtarieven, en anderzijds vanwege het feit dat je nooit kunt inschatten hoeveel tijd ze aan een zaak kwijt zullen zijn. Gelukkig kun je in het bestuursrecht zonder advocaat procederen. Probleem is echter dat het bestuursrecht behoorlijk complex is. Er bestaan tal van processuele valkuilen. Bovendien is het vaak juist de juridische haarkloverij die een bestuursrechtelijke zaak kan maken of breken. Zou het dan niet toch beter zijn om maar een jurist in de arm te nemen? Of kan een jurist ook op een andere manier worden ingeschakeld, zodat zijn kosten controleerbaar blijven?
Ze zeggen wel eens dat je de hele wereld zou moeten kunnen regelen met die ene regel, de Gulden Regel (regula aurea): Behandel anderen zoals je door hen behandeld wilt worden. Op de een of andere manier is het daar nooit van gekomen. We begonnen ooit met minimaal tien regels. En inmiddels schijnen er tienduizenden te zijn in Nederland. Of meer. Wat is in dat regeloerwoud eigenlijk de rol, en de waarde, van de zogenaamde rechtsbeginselen?
Het is ons rechtsgebied niet, belastingen en toeslagen. En dus volgen we de toeslagenaffaire vanaf de zijlijn. Toch hebben we inmiddels reden om het ons wat meer aan te trekken. Want wat lezen we in NRC: ‘„De bestuursrechtspraak”, schrijft de commissie, „heeft jarenlang een wezenlijke bijdrage geleverd aan het in stand houden van de niet dwingend uit de wet volgende, spijkerharde uitvoering van de regelgeving van de kinderopvangtoeslag. Daarmee heeft de bestuursrechtspraak zijn belangrijke functie van (rechts)bescherming van individuele burgers veronachtzaamd.”’ Is dit nieuws?
Moet je als cliënt mee naar de zitting van de bestuursrechter? Die vraag werd tot voor kort door iedereen in het vak eenvoudig beantwoord met een luid ‘ja!’ Het staat immers goed en toont betrokkenheid van de cliënt bij zijn zaak. Maar inmiddels neigt men in het vak steeds meer naar een ‘nee!’ En dat heeft alles te maken met de veranderde rol van de rechter.
De overheid kan bestuursdwang toepassen wanneer een burger of bedrijf bepaalde regels overtreedt. Die bestuursdwang kan het opleggen van een last onder dwangsom, of een last onder bestuursdwang zijn. In dit artikel gaat het over de eerste: de dwangsom. De dwangsommen die de overheid pleegt op te leggen blijken niet bepaald kinderachtig te zijn.
Veel mensen hebben inmiddels gehoord van de zogenaamde ‘vergunning van rechtswege’. Oftewel, de vergunning die een aanvrager automatisch verkrijgt als de overheid niet reageert op zijn aanvraag. Aan deze regeling zitten wat haken en ogen, waar we in dit blogbericht op ingaan.
Wij opereren graag voor beide zijden van het bestuursrechtelijke spectrum: de overheid en de burger. En dat zouden meer juristen moeten doen, want zo doe je nog wel eens wat inlevingsgevoel op. Neem het fenomeen Wob-verzoek: snel over de schutting gegooid, maar, o man, wat zadel je de boel op met werk…