Er gaat nogal het een en ander op de helling de laatste tijd. Eerst hadden we Varkens in nood 1 en 2. Op grond daarvan blijf je als partij tegen een ruimtelijk besluit binnen de ‘wedstrijd’, ook al heb je verzuimd een zienswijze in te dienen. En nu de zaak ‘Breda’. Daarin werd bepaald dat de rechter niet meer ambtshalve toetst of een bezwaar- of beroepschrift door een instantie wel of niet ontvankelijk had moet worden verklaard wegens overschrijding van de bezwaar- of beroepstermijn. Wat is er aan de hand?
Deze weblog schrijven wij niet voor andere juristen. Wij schrijven hem vooral voor mensen die zich als buitenstaander op het terrein van het omgevingsrecht begeven. Voor hen is het niet altijd even duidelijk hoe de vergunningverlening voor de bouw in elkaar steekt. We hebben er eerder al over geschreven, maar we hebben onlangs weer gezien hoe onbegrijpelijk het omgevingsrecht voor mensen kan zijn. Tijd dus voor een spoedcursusje…
Het zijn typisch van die vragen die je als jurist krijgt voorgelegd op verjaardagsfeestjes. Iemand in het dorp heeft dit of dat gedaan, en nu heeft zijn buurman daar last van : “Wat vind jij daar nou van?” Tsja, dan kun je niet aankomen met het verhaal dat je het dossier niet kent en dat veel afhangt van de omstandigheden van het geval. Maar goed, na talrijke feestjes ken ik de vragen inmiddels wel een beetje, en dus neem ik ter voorbereiding daarop altijd even snel Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek door. Want daarin staat wat buren van elkaar mogen verwachten. In deze blog ga ik op het burenrecht in.
Van cliënten krijgen we de vraag regelmatig : “Is mijn vergunning nou definitief?” Deze mensen hebben een bouwvergunning, of ander soort vergunning bij de gemeente aangevraagd, en hebben die ook gekregen. Maar ze weten ook dat tegen die vergunning bezwaar kan worden gemaakt. En zolang ze daar geen uitsluitsel over hebben, wachten ze nog even met het gebruiken van de vergunning.
Het boek ‘Een land waarover is nagedacht’ van Han Lörzing is hartstikke leuk om te lezen. Het doet terug denken aan de tijd waarin ik Bouwkunde studeerde aan de TU in Delft. Het leuke van instituten als de Bouwkundefaculteit is dat ze veelal ingekapseld zijn in maatschappelijke situaties. Je wordt niet alleen als ingenieur in de wereld gezet, maar je maakt daadwerkelijk kennis met een bouwkundige omgeving. Plus met een bouwhistorie. En die heeft Nederland dus volop!
De wereld van het bestuursrecht is dermate dichtgemetseld met procedures, dat je door de bomen nog maar nauwelijks het bos kunt zien. Waarbij het bos natuurlijk staat voor datgene dat met al die regels wordt beoogd: rechtmatigheid. En dan in het bijzonder materiële rechtmatigheid. Een kant van de medaille waar tegenwoordig nog maar nauwelijks oog voor is. En dat kon nog wel eens te maken hebben met ‘procedure-angst’.
Er is veel gezegd en geschreven over de Shell-zaak die deze week in het nieuws was. Shell is door de Nederlandse rechtbank veroordeeld om voor 2030 de CO2-emissies te reduceren met 45%. Voor zover wij begrijpen, was Shell daar geeneens al te onthutst over. Het bedrijf beseft zelf de urgentie van CO2-reductie ook wel. Voor haar zal eerder van belang zijn dat waar zij toe verplicht wordt, haar concurrenten ook verplicht worden. Dus rol die Nederlandse jurisprudentie maar uit over de wereld. Vele malen interessanter is dat de rechter heeft gezegd dat mensenrechten ook kunnen gelden tussen mensen (en bedrijven), en niet enkel gelden tussen staten en mensen.
En wel tot 1 juli 2022. Minister Ollongren heeft dit gemeld aan de Eerste en Tweede Kamer. Er is meer tijd nodig om het Digitale Stelsel Omgevingswet opgeleverd, ingeregeld en stabiel werkend te krijgen, schrijft ze. De wet zou eigenlijk per 1 januari 2022 in werking moeten treden, een datum die zelf overigens ook weer voortvloeit uit eerder uitstel.
Vandaag – 4 mei 2021 – heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘ABRvS’) een tweede uitspraak gedaan naar aanleiding van het Varkens in nood-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (‘HvJ’). Deze keer komt het erop neer dat ook niet-belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, toegang hebben tot de bestuursrechter.
De nieuwe Omgevingswet benadrukt het belang van participatie. Maar het is niet bepaald duidelijk hoe het er in de werkelijkheid uit gaat zien. Sterker, het is geeneens duidelijk wat onder participatie moet worden verstaan. De kans is dan ook groot dat participatie ook onder de nieuwe wet slechts met de mond beleden zal worden. Hetgeen ons brengt tot de vraag : moet de participant niet gewoon het initiatief tot participatie nemen? Oftewel : lobby!