3. Huur algemeen – De algemene regeling van Titel 7.4 van het Burgerlijk Wetboek
De algemene regeling van Titel 7.4 (‘Huur’) van het Burgerlijk Wetboek
***
De Afdelingen 1 tot en met 4 van Titel 7.4 van het Burgerlijk Wetboek
De eerste vier Afdelingen van Titel 7.4 hebben betrekking op de huurovereenkomst in het algemeen. Het gaat dus niet enkel om de huur van woonruimte en bedrijfsruimte, maar ook om de huur van:
- roerende zaken
- onbebouwde grond
- vermogensrechten
- onroerende zaken die geen woonruimte of bedrijfsruimte zijn
Afdeling 1 van Titel 4 : Art. 7:201 BW
Het voorgaande blijkt uit het eerste artikel – 7:201 – van Afdeling 1 van Titel 7.4:
“1. Huur is de overeenkomst waarbij de ene partij, de verhuurder, zich verbindt aan de andere partij, de huurder, een zaak of een gedeelte daarvan in gebruik te verstrekken en de huurder zich verbindt tot een tegenprestatie.
2. Huur kan ook op vermogensrechten betrekking hebben. (…)”
In het derde lid van het artikel staat dat de pachtovereenkomst niet als huur wordt aangemerkt. De pachtovereenkomst wordt geregeld in Titel 5 van Boek 7 van het BW.
Tegenprestatie
Uit art. 7:201, lid 1 van het BW blijkt dat de huurovereenkomst twee componenten kent:
- een zaak in gebruik verstrekken (de woning, auto, etc. in huur geven)
- een tegenprestatie verrichten (de huurprijs betalen)
Ontbreekt een van deze componenten, dan is geen sprake van huur (maar bijvoorbeeld van een leenovereenkomst).