OMGEVINGSRECHT – Bestemmingsplan Feyenoord City onderuit

Feyenoord CityDe gemeente Rotterdam en enkele andere belanghebbende organisaties zijn al lange tijd bezig om voor voetbalclub Feyenoord een nieuw stadion te ontwikkelen. Die ontwikkeling zou moeten samengaan met een meer omvattende ontwikkeling, waaronder woningbouw. Met dat doel is door de gemeente een bestemmingsplan in procedure gebracht. Maar gedurende die procedure heeft de voetbalclub de stekker uit de stadionontwikkeling getrokken. Reden: de gestegen bouwkosten. De gemeente heeft nog geprobeerd om bij de Raad van State de rest van het bestemmingsplan overeind te houden, maar zonder succes, zo bleek vandaag. Er is vandaag al veel geschreven over het ‘fiasco’, maar over een aspect ervan heb ik nog weinig vernomen…

Uitspraak Feyenoord City van de Raad van State

De uitspraak van vandaag van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘ABRvS’) kunt u hier lezen. En hier een samenvatting.

De uitspraak kent in wezen twee hoofdfacetten:

  • ten eerste het feit dat de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan zich onvoldoende had vergewist van de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan,
  • ten tweede het feit dat de overige plandelen niet in stand konden blijven omdat – o.a. – onvoldoende was onderzocht wat de milieukundige implicaties daarvan zouden zijn. Zonder de stadionplannen zouden deze andere plandelen in milieukundige zin in een andere planologische setting komen te staan, en daar was te weinig (of geen) onderzoek naar gedaan.

Over de financiële uitvoerbaarheid

De eis om bij de vaststelling van een bestemmingsplan zich te vergewissen van de financiële uitvoerbaarheid ervan, vloeit voort uit art. 3.1.6, lid 1 aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening (‘Bro’). Dat luidt als volgt:

“Een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor gaan vergezeld van een toelichting, waarin zijn neergelegd:

(…)

f. de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.”

Crisis- en herstelwet

Op grond van de Crisis- en herstelwet kan in bepaalde gevallen worden afgeweken van de regels van het Bro. Veelal gebeurt dat door middel van nadere regels in het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (‘BuChw’).

In het geval van Feyenoord City is art. 7c van het BuChw van belang. Dat bepaalt in lid 9:

“Bij de voorbereiding, vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling van het bestemmingsplan kan worden afgeweken van:

a. de volgende artikelen van het Besluit ruimtelijke ordening:

(…)

2. 3.1.6, eerste lid, onder f (…)”

En in lid 17:

“Dit artikel is van toepassing op de volgende plangebieden:

(…)

nnnnn. Gebiedsontwikkeling Feyenoord City, gemeente Rotterdam, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 176;

(…)”

In de Nota van Toelichting bij dit artikel staat (zie ‘Besluit van 13 mei 2014 tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en tot aanvulling van de bijlagen bij de Crisis- en herstelwet (zevende tranche)’ zoals gepubliceerd in Stb. 2015,168):

“Eén van de onderscheidende kenmerken van organische groei is dat de gemeente mogelijke ontwikkelingen vooral faciliteert en in mindere mate zelf de uitvoering van het bestemmingsplan ter hand neemt. Het bestemmingsplan kan worden gezien als een uitnodiging aan initiatiefnemers en ontwikkelaars om de mogelijkheden die het plan biedt te benutten. Nu de ontwikkeling van het gebied aan de markt wordt overgelaten, kan niet van de gemeente worden verlangd dat ze reeds bij het opstellen van het bestemmingsplan aangeeft hoe dit zal worden uitgevoerd. Om deze reden is artikel 3.1.6, eerste lid, onderdeel f, niet van toepassing.”

En dat is een interessante overweging. Want kennelijk vond de wetgever dat van de gemeente Rotterdam niet kon “worden verlangd dat ze reeds bij het opstellen van het bestemmingsplan aangeeft hoe dit zal worden uitgevoerd”, en dat om die reden “artikel 3.1.6, eerste lid, onderdeel f, niet van toepassing” is.

En toch wordt het bestemmingsplan om die reden vernietigd. Hoe kan dat?

Overweging 6.2 van de uitspraak van de ABRvS

Het antwoord volgt uit r.o. 6.2 van de uitspraak van de ABRvS:

“6.2.    Op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, onder f, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) gaat een bestemmingsplan vergezeld van een toelichting, waarin de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan zijn neergelegd. Bij een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog over de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder de financieel-economische uitvoerbaarheid, alleen leiden tot vernietiging van het bestreden besluit als de raad redelijkerwijs had moeten inzien dat het plan om financieel-economische of andere redenen op voorhand niet uitvoerbaar is.

Volgens de plantoelichting is het bestemmingsplan “Feyenoord City” een bestemmingsplan ‘met verbrede reikwijdte’ op grond van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) en het Besluit uitvoering Chw. In artikel 7c, negende lid, aanhef en onder a, sub 2, van het Besluit uitvoering Chw is bepaald dat bij de voorbereiding, vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling van het bestemmingsplan kan worden afgeweken van onder meer artikel 3.1.6, eerste lid, onder f, van het Bro.

Op de zitting heeft de raad echter bevestigd dat van die afwijkingsmogelijkheid in dit geval geen gebruik is gemaakt en dat in de plantoelichting op de in de Wro en het Bro voorgeschreven wijze inzicht is gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. De Afdeling zal de beroepsgronden over de uitvoerbaarheid van het plan dan ook vanuit dat juridische kader beoordelen.”

Kennelijk heeft de gemeente ervoor gekozen om geen toepassing te geven aan de mogelijkheden die art. 7c van het BuChw haar bood. En is men in de plantoelichting toch ingegaan op de financiële uitvoerbaarheid van het plan. Dat zo zijnde, meende de ABRvS het plan te kunnen toetsen aan de uitvoerbaarheidscriteria.

Wat als…?

Wat nu als de gemeente bij de Raad van State had aangevoerd dat het hoofdstuk in de plantoelichting over de uitvoerbaarheid een ‘een foutje’ was, en dat daaraan voorbij dient te worden gegaan? Of wat als in de plantoelichting in het geheel niet was ingegaan op de financiële uitvoerbaarheid en de gemeente gebruik had gemaakt van de mogelijkheden van het BuChw? Zou de Raad van State dan over alle financiële hobbels die het project heeft gekend en nog kent zijn heengestapt?

Oftewel: betekent het feit dat je volgens het BuChw in je plantoelichting niet hoeft in te gaan op de uitvoerbaarheid ervan dat je weg kunt komen met volstrekt onuitvoerbare plannen? Dat waag ik te betwijfelen. Dat een bestemmingsplan uitvoerbaar moet zijn, lijkt een kwestie van logica en gezond verstand. Mogelijk hoef je op grond van het BuChw in je plantoelichting niet in te gaan op die uitvoerbaarheid, maar betekent dat nog niet dat volstrekt onuitvoerbare plannen overeind blijven bij de ABRvS.

Wat ik me wel kan voorstellen, is dat de bewijslast anders ligt.

Hoe dan ook blijft het de vraag waarom de gemeente geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden die het BuChw haar bood. Zeker nu men zoveel belang hechtte aan de overige plandelen, die met het stadionplan ten onder gingen.

Vragen en advies

Hebt u vragen over het omgevingsrecht? Neem dan contact met ons op:

Contact

Wij overleggen graag met u, praten graag over de ins and outs van uw situatie en geven u graag advies. Voor een kennismaking of eerste gesprek brengen wij geen kosten in rekening.

Willem Brakenhoff