ALGEMEEN – Negatieve effecten van goede bedoelingen: Participatie en openbaarheid
Onlangs mocht ik in de media weer wat roepen over burgerparticipatie. Aanleiding was een groep burgers die zich had verenigd om gezamenlijke belangen uit te oefenen in een gemeente. En aanleiding daarvoor was dan weer dat die burgers zich niet serieus genomen voelden. Want, zo stelden zij, de gemeente die zegt wel dat burgers mogen participeren, maar als puntje bij paaltje komt, dan komt daar niks van terecht. Dan is die gemeente alleen maar aan het vertellen dat een besluit genomen is. Dat is toch geen participatie?! Wel, ja, moest ik zeggen, dat is eigenlijk toch wel ook participatie. Maar een ander soort participatie dan de burger kennelijk had verwacht. En wat dat betreft begrijp ik de woede wel.
Wat is participatie?
Er is geen mens die weet wat participatie nu precies is. En er is ook niemand die weet hoe je daar achter kunt komen. Je kunt Van Dale er eens op naslaan. Dan krijg je: “participatie = het hebben van aandeel in iets; = deelname”. Tsja, dat leidt tot iets dat je wel vaker hebt bij Van Dale, namelijk dat je moet doorbladeren naar het woord dat als uitleg wordt geboden. Dat wordt dan: “deelname = deelneming”. En vervolgens is de cirkel rond, want bij deelneming staat: “= deelname”. Dus we moeten het doen met ‘deelnemen’. Maar wat is dat? Meedoen aan een wedstrijd? Maar wat zegt het over je rol in een besluitvormingsproces?
Kortom, ‘participatie’ betekent eigenlijk niks. En het gevolg van deze leegte is dat het woord te pas en te onpas wordt gebruikt. Het is immers volstrekt ongevaarlijk om holle woorden te hanteren. Het verplicht tot niets.
Participatieladder
Dat ‘participatie’ als woord niks betekent, blijkt uit het feit dat er in de conflictliteratuur verschillende manieren van betrokkenheid (‘deelname’?) onder worden gehangen. Dat gebeurt o.a. bij de zg. participatieladder. Die ladder onderscheidt verschillende vormen van participatie. Daarbij wordt een ladder beklommen met treden die gaan van het slechts informeren van de burger (de onderste trede) via allerlei tussenvormen (de tussentreden) tot het leggen van de beslissingsmacht bij de burger (de bovenste trede).
Dat is in ieder geval al iets concreter dan Van Dale. Maar je ziet meteen het probleem: de een interpreteert het woord ‘participatie’ in de door hem gewenste zin, en de ander in de door hem gewenste zin. Zo zie je in de praktijk dat de burger bij het woord ‘participatie’ denkt aan beslissingsmacht voor de burger. Terwijl de overheid (c.q. de projectontwikkelaar die van de overheid ‘aan participatie moet doen’) het interpreteert als het de burger informeren over wat hem te wachten staat.
Verwachtingsmanagement
En daar gaat het mis. Want als iets tot frustratie en woede leidt, dan zijn het wel niet ingeloste beloften en niet uitgekomen verwachtingen.
Zou je van tevoren tegen iedereen zeggen dat er niet aan participatie wordt gedaan (of je zegt sowieso helemaal niks), dan kan daar een zekere woede over ontstaan. Maar die woede zal snel voorbij gaan. En bovendien zal die niet al te heftig zijn. Maar als je tegen mensen zegt dat ze mogen participeren en je frustreert hen in de daarbij gewekte verwachtingen, dan zijn de rapen gaar! Want op dat moment heeft de burger niet enkel te maken met een hem onwelgevallig (bouw)project, maar meent hij ook nog eens te maken te hebben met een ‘onbetrouwbare overheid die valse beloftes doet!’ En als de burger eenmaal in die mindset verkeert, dan zal hij alle verdere informatie van diezelfde overheid blijven wantrouwen. Bovendien heb je dan te maken met een ‘beledigde burger’. Het doen van (vermeend) valse beloftes heeft namelijk altijd iets in zich van een belediging.
Een advies voor overheden die aan participatie willen gaan doen, is dan ook: doe te allen tijde aan verwachtingsmanagement! Maak meteen duidelijk welke eisen je aan participatie stelt. En als je onder participatie enkel verstaat dat de burger over iets wordt geïnformeerd, maak dat dan ook meteen duidelijk. Want laat je het inhoudsloze woord als een lege belofte boven de markt zweven, dan haal je je problemen op de hals.
Goede bedoelingen
Zo zie je dat iets dat op zich voortvloeit uit goede bedoelingen kan ‘backfiren’. Want participatie is juist bedacht om de burger tevreden te stellen. Om die reden krijgt ze ook een plaats in de nieuwe Omgevingswet. Maar ook bij die wet zie je dat het woord hol blijft. Sterker, op veel plaatsen in de nieuwe wet staat slechts dat de overheid zich bij haar besluiten moet uitlaten over de manier waarop participatie heeft plaatsgevonden. Waarbij geldt dat ‘geen participatie’ ook tot de mogelijkheden behoort. Intussen roept iedereen dat de nieuwe Omgevingswet participatie een stevige plek in de besluitvorming zal geven.
Oftewel, ook in het kader van deze aanstaande wetgeving is men al druk bezig om verkeerde – voor de burger: te hoge – verwachtingen te wekken…
Openbaarheid
Iets soortgelijks zien we bij openbaarmaking van overheidsinformatie. De hele wereld heeft wel eens gehoord van de Wob (de Wet openbaarheid van bestuur). Prima wet (wordt binnenkort opgevolgd door de Wet open overheid). En vooral een blijk van goede bedoelingen. Geef de burger informatie als ie erom vraagt!
Maar ja, intussen staat de Wob vooral bekend als de ‘weglakwet’. In steeds meer media staan afdrukken van door journalisten ontvangen pagina’s die helemaal zwart zien van de ‘lak’. Soms worden honderden pagina’s volledig zwart gelakt. En dat ziet er ‘duister’ uit. Want bij iedere weggelakte zin denkt de burger: “Wat hebben ze te verbergen!?” (Google voor de gein eens op ‘Wob’: je ziet vooral afbeeldingen van zwartgelakte paperassen).
Terwijl het bij dat weglakken ook gaat om goede bedoelingen. Ambtenaren moeten vrijelijk gedachten met elkaar kunnen uitwisselen. Hardop nadenken over kwesties. Af en toe wat Bargoens schrijven. Hier en daar wat gevloek en gescheld. Een grap. Allemaal dingen die ambtenaren met elkaar uitwisselen, zoals ‘gewone mensen’ gewoon zijn om te doen. En dat lakt de overheid weg onder het mom van ‘persoonlijke beleidsopvatting’. Dat is een uitzonderingsgrond voor de plicht tot openbaarmaking. En zo zijn er nog meer uitzonderingsgronden. Ook de burger zal het eens zijn met die gronden. Alleen toont het zo slecht op papier, al die zwarte strepen door de tekst. Het komt allemaal weer over als een ‘belediging van de burger’. Misschien zelfs wel als een opgestoken middelvinger. Oftewel : slechte pr voor de Wob.
En ook hier krijgen we dan te maken met ‘backfiren’. Want ondanks alle goede bedoelingen lokt de Wob heftig verzet uit bij de burger. Iedere weggelakte zin is aanleiding voor toenemend wantrouwen.
Ook hier zou ik adviseren: doe aan verwachtingsmanagement. Dat betekent dat je als overheid op de website duidelijk aangeeft dat de kans groot is dat zaken weggelakt worden in de gevraagde informatie. En dat dat is om gerechtvaardigde belangen te beschermen. Iets in de trant van: “hoe vrij zou jij je in je communicatie met je collega’s voelen als je weet dat door Jan en alleman afschrift van die communicatie kan worden opgevraagd?”
Nogmaals: verwachtingsmanagement
Wat blijkt is dat de meeste frustratie, en daaruit voortvloeiende woede en verzet, steevast voortvloeit uit niet ingeloste beloftes en niet waargemaakte verwachtingen. Daar is maar één remedie voor: de verwachtingen temperen. En dat doe je door vooraf duidelijk te maken wat je als overheid onder ‘participatie’ verstaat. En door aan te geven wat je onder ‘openbaarheid’ verstaat.
Verder zou ik iets doen aan die zwarte ‘Wob-lak’. (Gebruik een pastelkleurtje…)
Vragen en advies
Hebt u vragen over participatie en de implementatie van participatiebeleid? Neem dan contact met ons op:
Wij overleggen graag met u, praten graag over de ins and outs van uw situatie en geven u graag advies. Voor een kennismaking of eerste gesprek brengen wij geen kosten in rekening.