PRIVAATRECHT – Het recht op eigendom
Deze week las ik het prachtige boek ‘Het achtste leven’ van Nino Haratischwili. Het gaat over een Georgische familie die in de twintigste eeuw leeft binnen de communistische kaders van de toenmalige Sovjet Unie. Daarbij kwamen ook de jaren na de revolutie van 1917 aan de orde. Een tijd waarin eigendom niet bepaald heilig was. Als woningeigenaar in Sint Petersburg werd je zomaar geconfronteerd met lieden die kamers in je huis opeisten. Of erger. Eigendom werd een rariteit in het Sovjetrijk. Hoe is dat bij ons eigenlijk?
Eigendom
Eigendom wordt in Nederland op een aantal manieren beschermd. In de eerste plaats staat dit in artikel 14, lid 1 van de Grondwet:
“1. Onteigening kan alleen geschieden in het algemeen belang en tegen vooraf verzekerde schadeloosstelling, een en ander naar bij of krachtens de wet te stellen voorschriften.”
Dat is een negatieve verwoording van een recht. Er staat dat dat recht slechts onder bepaalde voorwaarden kan worden onteigend. Namelijk in het algemeen belang volgens een bepaalde wet, en tegen een verzekerde schadeloosstelling.
Daarmee zitten we op het terrein van het onteigeningsrecht. En daarvoor bestaat een wet, de Onteigeningswet. Die wet bepaalt onder welke voorwaarden iemand uit zijn eigendomsrecht kan worden ontzet. Veelal gaat het daarbij om bepaalde publieke werken. De aanleg van een weg bijvoorbeeld. In dergelijke gevallen dient er altijd schade te worden vergoed.
Mensenrecht
Is eigendom ook een mensenrecht? Dat zou je zomaar kunnen aannemen. In artikel 1 van het 1ste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens staat namelijk:
“Every natural or legal person is entitled to the peaceful enjoyment of his possessions. No one shall be deprived of his possessions except in the public interest and subject to the conditions provided for by law and by the general principles of international law.
The preceding provisions shall not, however, in any way impair the right of a State to enforce such laws as it deems necessary to control the use of property in accordance with the general interest or to secure the payment of taxes or other contributions or penalties.”
In wezen staat daar niets anders dan in artikel 14 van de Grondwet. Met dat verschil echter, dat het recht positief is verwoord. Er staat namelijk dat “Every natural or legal person is entitled to the peaceful enjoyment of his possessions”.
Anderen dan de overheid
Deze beide artikelen hebben vooral betrekking op het recht dat een eigenaar tegenover de overheid heeft. Dat recht komt erop neer dat die overheid dar recht niet zomaar mag afpakken.
Dat is allemaal iets anders dat de rechten die anderen hebben ten opzichte van het eigendomsrecht. Zo kan een eigenaar delen van zijn recht hebben verkocht of verhuurd aan anderen. Daar zijn verschillende rechtsfiguren voor. Huur, erfpacht, erfdienstbaarheid, bruikleen, opstal, et cetera.
Heb je als eigenaar een deel van je eigendomsrecht op die manier verhandeld aan een derde, dan kun je daar niet zomaar meer op terugkomen.
Dat lijkt een logische constatering, maar deze zomer kwam een aantal keer een bericht in de media voorbij waarbij een nieuwe eigenaar van een object dat object volledig opeiste ondanks het feit dat de (vorige) eigenaar het voor een deel had afgestaan aan een derde. Bijvoorbeeld door het te verhuren aan die derde. De (nieuwe) eigenaar dacht het zomaar ineens voor zichzelf te kunnen opeisen maar kwam bedrogen uit. Iemand anders huurde het. En omdat koop geen huur breekt, kon de nieuwe eigenaar het object niet voor zichzelf opeisen.
Kortom
Van Sovjetachtige toestanden is zeker geen sprake. Maar het eigendomsrecht kent in ons systeem wel degelijk beperkingen.
Vragen en advies
Hebt u vragen over het eigendomsrecht? Neem dan contact met ons op:
Wij overleggen graag met u, praten graag over de ins and outs van uw situatie en geven u graag advies. Voor een kennismaking of eerste gesprek brengen wij geen kosten in rekening.