Je komt het vaak tegen: Bezwaarschriftencommissies die zijn ingericht als rechtbankjes. Voorafgaand aan de zitting van zo’n commissie schrijft het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen waartegen bezwaar werd gemaakt, een heus ‘verweerschrift’. En bij binnenkomst bij de commissie wordt de club van betrokkenen keurig in twee kampen verdeeld: de mensen van het bestuursorgaan dienen aan de ene kant van de zaal plaats te nemen en de bezwaarmakers aan de andere kant. Pal tegenover elkaar dus. Wat daar mis mee is? Dat zal ik u vertellen.
Een paar weken geleden schreven we al dat steeds meer gemeentes steeds minder ‘rechtszaakje’ spelen bij bezwaarprocedures. Terecht, want die procedure is er helemaal niet voor om een derde instantie in het bestuursrechtelijke appèlstelsel te zijn. In de bezwaarprocedure moet de overheid nog eens goed kijken naar haar besluit. En die plicht wordt met voeten getreden als die overheid in de bezwaarfase het primaire besluit te vuur en te zwaard gaat verdedigen.
De laatste tijd hoor je steeds betere geluiden over de bezwaarprocedure in het bestuursrecht. Tot voor kort werd ze beschouwd, en ingericht, als een semi-rechterlijke aangelegenheid. Tegenwoordig lijkt ze eindelijk te worden ingezet waar ze voor is bedoeld: betere overheidsbesluitvorming. Dat lijkt te worden gewaardeerd door ‘de burger’.