Het AD bracht het op 19 maart jl. : “Inkijk, licht, geluid: klagende omwonenden Zalmhaventoren krijgen gelijk van de rechter”. Betekent dit ronkende nieuwsbericht dat de hoogste woontoren van Nederland, de Zalmhaventoren in Rotterdam, weer moet worden afgebroken? Nee, zeker niet. Het ‘gelijk’ dat de omwonenden van de rechter hadden gekregen zat ‘m in de toekenning van een hoger bedrag aan planschadevergoeding dan de gemeente aanvankelijk had toegekend. Fiks hoger trouwens.
Veel mensen zullen hebben gehoord van het begrip ‘planschade’. Meestal wordt daarbij gedacht aan het voorbeeld van het verlies van uitzicht doordat pal naast een woning ineens een gebouw wordt gebouwd. De bewoner van de woning wordt op dat moment geconfronteerd met zijn schade (bijvoorbeeld waardedaling van de woning). Maar die schade is eigenlijk al eerder voorgevallen. Namelijk op het moment dat de bouw van het andere gebouw op papier mogelijk werd gemaakt. En tussen het creëren van die mogelijkheid en de bouw zelf kan een lange tijdsspanne zitten. Het abstracte en plantechnische karakter kan planschade tot een eigenaardig fenomeen maken. Reden om er in deze blog wat aandacht aan te besteden.
Hoofdstukken 4 en 6 van de Wet ruimtelijke ordening (algemene regels, specifieke aanwijzingen, planschade en grondexploitatie)