BESTUURSRECHT – Overschrijding bezwaartermijn niet meer van openbare orde

bezwaartermijnEr gaat nogal het een en ander op de helling de laatste tijd. Eerst hadden we Varkens in nood 1 en 2. Op grond daarvan blijf je als partij tegen een ruimtelijk besluit binnen de ‘wedstrijd’, ook al heb je verzuimd een zienswijze in te dienen. En nu de zaak ‘Breda’. Daarin werd bepaald dat de rechter niet meer ambtshalve toetst of een bezwaar- of beroepschrift door een instantie wel of niet ontvankelijk had moet worden verklaard wegens overschrijding van de bezwaar- of beroepstermijn. Wat is er aan de hand?

Bezwaartermijn en beroepstermijn

Bijna iedereen kent het fenomeen van de bezwaar- en beroepstermijn wel. Als je een besluit van de overheid ontvangt, staat onderaan altijd de zinsnede dat je tegen dat besluit binnen 6 weken bezwaar of beroep kunt aantekenen. Die termijn staat in art. 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als je binnen die termijn geen bezwaar of beroep aantekent, dan is dat bezwaar of beroep niet-ontvankelijk.

Ambtshalve rechterlijke toets

Je kunt je voorstellen dat iemand te laat bezwaar of beroep aantekent tegen een besluit, en dat de beslissende instantie (overheid of rechter) dat niet in de gaten heeft. Of die vergeet er een punt van te maken. Of meent om de een of andere reden dat de termijnoverschrijding niet verweten kan worden.

Tot voor kort kwam de bezwaarmaker of insteller van het beroep daar niet mee weg. Althans, als de zaak voor de rechter kwam. De rechtbank toetste namelijk ambtshalve (d.w.z. uit zichzelf, en zonder daartoe door een partij te worden aangezet) of de overheid de bezwaarmaker wel terecht ontvankelijk heeft geacht, ondanks zijn termijnoverschrijding. En de hogerberoepsrechter toetste ambtshalve of de lagere rechter (rechtbank) die toets wel juist had verricht met betrekking tot het beroepschrift.

Uitspraak Breda

In de kwestie Breda oordeelde de Meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) echter dat die toets niet langer meer ambtshalve zal plaatsvinden.

Dat betekent dat de termijnoverschrijding door iemand aan de orde zal moeten worden gesteld. Want de rechter toetst niet meer uit zichzelf.

Het betekent ook dat wanneer een bestuursorgaan iemand ondanks termijnoverschrijding  ontvankelijk heeft geacht in zijn bezwaar, dat bestuursorgaan later bij de rechter niet alsnog kan vragen om de bezwaarmaker wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk te verklaren.

Derde-belanghebbenden (oftewel partijen die worden getroffen door een aan een ander gericht besluit : bijvoorbeeld de buurman van iemand die van de gemeente een vergunning heeft gekregen) hebben wel de mogelijkheid om de termijnoverschrijding aan de orde te stellen.

Geldt voor het gehele bestuursrecht

De uitspraak is namelijk gedaan door de Meervoudige kamer van de CRvB. Daarin zitten de presidenten van de CRvB en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB) en de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).

Wat is er aan de hand?

De CRvB baseert deze omslag in de jurisprudentie op het rechtszekerheidsbeginsel. De CRvB overweegt (r.o. 4.4):

“Als het bestuursorgaan ondanks het feit dat niet tijdig bezwaar is gemaakt toch een inhoudelijk besluit neemt en de belanghebbende tot wie de beslissing op bezwaar is gericht daarna beroep instelt tegen dat besluit, dan vergt zijn rechtszekerheid dat hem niet door de bestuursrechter, ambtshalve of op initiatief van het bestuursorgaan, wordt tegengeworpen dat het bezwaar niet tijdig was. (…)”

Nu bestaat dat rechtszekerheidsbeginsel al wat langer dan vandaag. Zo ook onder de ‘oude’ jurisprudentie. Dus wat is er aan de hand, dat dat beginsel nu ineens tot deze nieuwe jurisprudentie leidt?

Het is te gemakkelijk om dit in samenhang met de Varkens in nood-uitspraken te interpreteren. Want die uitspraken waren gebaseerd op het Verdrag van Aarhus. En de kwestie Breda niet. Toch bleek in de Varkens in nood-uitspraken al enigszins dat de hoogste bestuursrecht (in dat geval de ABRvS) niet kinderachtig wilde zijn, en het openstellen van toegang tot de rechter door ‘zienswijzen-verzuimers’ niet wilde beperken tot enkel Aarhus-gevallen. De ABRvS benadrukte dat die nieuwe jurisprudentie op het gehele omgevingsrecht van toepassing is.

Dus : wil de bestuursrechter niet langer meer kinderachtig zijn? Is dat wat er aan de hand is? En moeten we een verband vermoeden met de Toeslagenaffaire? En aan de ‘lessen’ die zowel overheid als hoogste bestuursrechter hebben moeten trekken uit die affaire?

Anders gezegd : wil die bestuursrechter zich daadwerkelijker wat minder formalistisch en gouvernementeel opstellen?

Of hebben we hier van doen met een efficiency-maatregel? Een maatregel in de trant van : hoeveel tijd kost het onze juristen om ambtshalve termijnen te toetsen, en kunnen we daarop niet bezuinigen?

We zullen zien. Want als het de bestuursrechter menens is, dan valt er nog wel wat meer  formalistisch dor hout te kappen!

Vragen en advies

Hebt u vragen over het bestuursrecht? Neem dan contact met ons op:

Contact

Wij overleggen graag met u, praten graag over de ins and outs van uw situatie en geven u graag advies. Voor een kennismaking of eerste gesprek brengen wij geen kosten in rekening.